
Dr. Ilse Timmerman
Dr. Ilse Timmerman is onderzoeker bij het Prinses Máxima Centrum en Sanquin. Met steun van KiKa doet zij onderzoek naar neuroblastoom.
Wat onderzoek je?
Ik doe onderzoek naar neuroblastoom kinderkanker. Ik voer dit onderzoek uit in samenwerking met de groep van Lieve Tytgat bij het Prinses Maximá Centrum, en Carlijn Voermans van Sanquin. Neuroblastoom is een kindertumor die ontstaat uit voorlopercellen van het zenuwstelsel. Meer dan de helft van de patiënten heeft al uitzaaiingen bij diagnose van de ziekte; deze uitzaaiingen zitten voornamelijk in het beenmerg. Ondanks de uitgebreide en zware behandeling komt bij een aanzienlijk deel van de kinderen de ziekte na genezing toch weer terug. Deze teruggekeerde tumor ontstaat vaak vanuit een kleine hoeveelheid ‘slapende’ tumorcellen die zich schuilhouden in het beenmerg. Deze neuroblastoomcellen zijn ongevoelig –oftewel resistent- geworden voor therapie.
Onderzoek van de afgelopen jaren geeft steeds meer aanwijzingen dat uitgezaaide tumorcellen hun eigen omgeving in het lichaam veranderen om zo een gunstige groeiomgeving voor zichzelf te creëren en zichzelf te beschermen. Deze omgeving bestaat voor uitgezaaide neuroblastoomcellen onder andere uit een specifiek celtype in het beenmerg, de mesenchymale stromacellen (MSCs). Tot op heden is er nog erg weinig bekend over de interactie tussen neuroblastoomcellen en zijn omgeving in het beenmerg. In ons onderzoeksproject bekijken wij of uitgezaaide neuroblastoom-cellen de MSCs in het beenmerg beïnvloeden.
Waarom is onderzoek naar dit onderwerp zo belangrijk?
Neuroblastoom is een agressieve kankersoort; de helft van de kinderen met uitzaaiingen in het beenmerg overleeft het helaas niet. Alhoewel de eerste tumor in eerste instantie bij veel patiënten succesvol verdwijnt na chemotherapie, komt de tumor na een paar jaar toch vaak weer terug, vooral in het beenmerg. Op dat moment is de tumor helaas vrijwel niet meer te behandelen. Het ontstaan van resistentie tegen chemotherapie is een van de belangrijkste obstakels in het effectief behandelen van neuroblastoom patiënten en er is duidelijk een vernieuwende aanpak nodig om dit tegen te gaan.
Ons onderzoek richt zit op de interactie tussen de uitgezaaide tumorcel en omgevingscellen in het beenmerg en dan specifiek de MSCs. Ons uiteindelijke doel is de mogelijke beschermende werking van het beenmerg op de neuroblastoomcellen te remmen om resistentie van neuroblastoomcellen tegen te kunnen gaan. Uiteindelijk hopen wij hiermee de teruggekeer van neuroblastoom te kunnen voorkomen.
Wat hoop je (op korte termijn) met dit onderzoek te bereiken?
Wij hebben aanwijzingen dat neuroblastoom-cellen de MSCs in het beenmerg veranderen. We hopen binnenkort te ontrafelen welke eigenschappen deze veranderde MSCs hebben verkregen. Wij hopen door een beter begrip van de interactie tussen neuroblastoom-cellen en MSCs uiteindelijk nieuwe aangrijpingspunten te vinden voor zogenaamde ‘doelgerichte therapie’, gericht op het tegengaan van resistentie van neuroblastoom-cellen in het beenmerg.
Wanneer verwacht je dit onderdeel van je onderzoek af te ronden? En hoe wordt dit onderzoek daarna vervolgd?
We verwachten om na ons huidige pilotproject van één jaar een beter beeld te hebben van veranderingen die plaatsvinden in het beenmerg van patiënten met uitgezaaide neuroblastoom. Daarna willen we in een vervolgproject onderzoeken of deze veranderde MSCs de uitgezaaide tumorcellen in het beenmerg kunnen beschermen. Om uit te zoeken welke factoren daarbij een rol spelen willen we de interactie nabootsen in het lab met behulp van de organoïden technologie. Organoïden zijn mini-tumoren die in schaaltjes in het lab gekweekt worden uit tumormateriaal. Zij hebben dezelfde eigenschappen als de originele tumoren. Deze experimenten zullen ons meer inzicht geven in de manier waarop neuroblastoom-cellen zich schuilhouden in het beenmerg en hoe we uitgezaaide tumorcellen beter kunnen aanpakken.
Wat heeft jou gedreven om onderzoek in de kinderoncologie te gaan doen?
Ik ben altijd al geïnteresseerd in hoe het menselijk lichaam werkt en hoe het mis kan gaan. In de kinderoncologie dringt de impact van het onderzoek nog meer door. Kinderen met neuroblastoom zijn zo jong als ze kanker krijgen, ze hebben nog een hele toekomst voor zich. Doordat ik veel in het lab werk, sta ik redelijk ver van de kinderen af. Het lijkt me ontzettend zwaar om direct verantwoordelijkheid te dragen voor zieke kinderen en hun behandeling. Ons onderzoek is echt een eerste stap, op celbiologisch niveau, maar kan uiteindelijk de basis vormen voor effectievere behandelmethoden. Hopelijk draag ik daarmee bij aan betere perspectieven voor neuroblastoompatiënten, en mogelijk ook voor kinderen met andere kankersoorten.